TOPSPORT
KAN NIET
ZONDER BREEDTESPORT
EFFICIËNT BESTUUR ZORGT VOOR
MEER INKOMSTEN
De voorbije 15 maanden onderging de Vlaamse
Handbalvereniging een ware metamorfose die werd
ingeleid door de aanstelling van Wim Vos als nieuwe
voorzitter. Er werd een gezond evenwicht gevonden
tussen topsport en breedtesport. Er werd ingezet op
communicatie en toegewerkt naar een nieuw beleidsplan
voor de komende vier jaar. Met dat alles in het achterhoofd
trokken Wim Vos en Eric Dupain naar Philip Muyters, Vlaams
minister werk, innovatie, economie en sport.
In handbalmiddens heeft de naam Muyters tot vandaag nog vaak een negatieve weerklank.
Philippe Muyters blijft voor veel mensen ‘hij die onze topsportschool gesloten heeft’. Het is een
eerste van veel stellingen die we de minister voorschotelen.
“Ik ben blij dat ik hierop kan antwoorden” zegt Philippe Muyters. “De bedoeling van een topsport-
school is om mensen op te leiden die nadien van die sport effectief hun beroep kunnen maken.
De norm is dat je moet kunnen leven van je sport. Maar de topsportschool heeft helaas geen
professionele handballers voortgebracht, op een enkele uitzondering in de Franse tweede klasse
na. De beslissing om de topsportschool te sluiten bracht een golf van protest op gang. Sommige
mensen wezen bijvoorbeeld naar hun zoon die deel uitmaakte van de kampioenenploeg. Zo’n
jongen had ongetwijfeld talent maar dat neemt niet weg dat hij er zijn boterham niet mee kon
verdienen. In Hasselt, Tongeren, Bocholt en Sasja kan je geen profsport beoefenen en kan je
bijgevolg niet leven van je sport. Het zou dus van slecht bestuur getuigen om alles in te zetten op
handbal terwijl die spelers er nadien niets mee kunnen doen. Mensen moeten opgeleid worden
om hun hoofdberoep en niet om hun hobby uit te oefenen. Dat klinkt hard maar het was toen de
realiteit. Een topsportschool is iets anders dan een sportschool. Het gaat om topsport hè.”
Topsport inspireert breedtesporters
Ik vind het belangrijk, en dat staat ook in het federatiedecreet, dat een federatie er is voor iede-
reen. Voor topsport en breedtesport, voor jong en oud, voor mannen en vrouwen. Het is belang-
rijk om de combinatie te kunnen aanbieden. Je moet de twee hebben om goed te werken. De top-
sport beïnvloedt de hoeveelheid breedtesporters. We willen allemaal dat er veel aan sport gedaan
wordt want sport is niet alleen gezond, sport heeft ook een sociale functie. Je doet er boven-
dien ook competenties en talenten mee op. Dat is iets wat nog veel te weinig wordt benadrukt.
Ik ben zelf 16 jaar coach geweest van een ploeg. Je kan jongeren veel talenten en competenties
meegeven die ze elke dag kunnen gebruiken. Doorzettingsvermogen, leren winnen, leren ver-
liezen, in team leren werken, op tijd komen, normen en waarden. Dat zijn allemaal aspecten die
het de moeite waard maken om zoveel mogelijk mensen aan het sporten te krijgen. En topspor-
ters inspireren mensen om aan sport te doen.
Ik neem graag hockey als voorbeeld. De mannen hebben zich nu voor de tweede keer op rij
geplaatst voor de Olympische Spelen. Dat heeft een enorme invloed op de instroom van nieuwe
leden. Dat is een één op één relatie. Als de Rode Duivels het goed doen gaan er meer mensen
voetballen. Toen Kim Clijsters en Justine Henin hoge toppen scheerden in het tennis merkten
we ook dat veel meer mensen gingen tennissen. De topsport beïnvloedt de breedtesport. Als je
natuurlijk veel jongeren hebt die voor je sport kiezen heb je veel kans dat er meer talenten naar
boven komen en dat die topsporter worden. Je krijgt daar een wisselwerking tussen topsport en
breedtesport. Ik vind het dus enorm belangrijk dat ze beide aanwezig zijn. Sinds er bij de VHV een
andere wind waait is er een betere verhouding tussen breedtesport en topsport. Ik
hoor dat niet alleen. Ik begin dat ook te zien.
Een federatie hoort te werken als een bedrijf
Top op vandaag werden subsidies bepaald op basis van het aantal aangesloten leden. Maar eigenlijk
is dat onvoldoende. Dat is een puur kwantitatieve zaak. De kwaliteit van het aanbod is verschillend en
dat aspect wil ik meenemen. Federaties die bijvoorbeeld inzetten op gekwalificeerde trainers moeten
daarvoor beloond worden want goede trainers kosten geld.
Wat nieuw is, en dat zou een Europese primeur zijn, is dat we willen inzetten op ‘corporate gover-
nance’ oftewel ‘goed bestuur’, vergelijkbaar met de code Buysse voor niet beursgenoteerde bedri-
jven. We moeten dat ook toepasbaar kunnen maken in het bestuur van de sport. Een goed bestuur in
een federatie is natuurlijk iets anders dan een goed bestuur in een bedrijf, maar het is wel vergelijk-
baar. We zijn het nu aan het bekijken hoe we dat kunnen toepassen. De keuze voor goed bestuur is
fundamenteel. Een bestuur is er nooit voor zichzelf: het is de rol van een federatie om de clubs en de
sporters te ondersteunen. Als wij vanuit Vlaanderen subsidies geven doen we dat om te investeren
in de sporters, niet om besturen te organiseren. Maar een federatie heeft natuurlijk een ongelofelijke
meerwaarde in het ondersteunen van clubs in de taken die ze niet alleen aankunnen.
Niet minder maar meer subsidies
Met het nieuwe decreet krijgen de federaties 2.2 miljoen euro meer dan vroeger. We komen van 26.1
miljoen euro en zitten nu op 28.3 miljoen euro. We gaan dus meer geld geven en dat was ook mijn
bedoeling. Als je hervormt moet je meer kunnen geven want anders spreekt men al snel van een
‘besparingsactie’. Maar dat is het dus zeker niet. Het is wel een efficiëntieverbetering. Ik wil dat er
meer geld naar de sporter en de club gaat. Vandaar dat ik stel dat er van elke sport maar één feder-
atie mag zijn. Geen vijf voetbalfederaties maar één. Een concreet voorbeeld is Voetbal Vlaanderen
waar er al drie federaties zijn samengesmolten. Ze kunnen hierdoor hun structuur versterken en voor
meer dingen oog hebben. Mét de garantie dat de breedtesporter meer aan bod kan komen op een
kwalitatief betere manier. Heel belangrijk is dat je als federatie een toekomstvisie hebt. Een federatie
zal moeten inzetten op kwaliteit bij de clubs zodanig dat ook de kwaliteit die aan de spelers zelf wordt
aangeboden verbetert. Als dat gebeurt zal het totaalpakket aan inkomsten uiteindelijk groter zijn dan
in het verleden. We blijven bovendien ook inzetten op G-sport en jeugdbegeleiding.
Als je het geheel bekijkt dan is het niet zo dat een federatie minder geld krijgt maar het zal anders
verdeeld zijn dan in het verleden. 20% van mijn budget gaat naar topsport en 80% naar breedtesport.
Het is belangrijk dat iederéén graag aan sport doet. Plezier hebben in sport is essentieel voor zowel
de topsporter als voor de jongen of meisje van op de hoek die op woensdagnamiddag graag met
vriendjes wil gaan handballen. We spreken niettemin al te vaak over topsport en zelden over breed-
tesport. Vandaar dat we de campagne ‘sporters beleven meer’ gelanceerd hebben. In een ideale
wereld wordt er zondagochtend aan de ontbijttafel afgesproken om samen te gaan sporten. Sport zou
als doodnormaal beschouwd moeten worden omdat het plezant is, net zoals het plezant is om samen
naar zee of naar een pretpark te gaan.
Sport en werk
Zoals ik eerder al zei, ben ik er van overtuigd dat je heel wat talenten en competenties kan opsteken
in de sport. Als voogdijminister van de VDAB probeer ik die voordelen nuttig aan te wenden voor
wie werkzoekend is. Er zijn bijvoorbeeld heel wat jongeren die ongekwalificeerd op de arbeidsmarkt
komen. Ze zijn gestopt met studeren en hebben geen diploma. We kunnen die natuurlijk proberen
te motiveren om een opleiding te volgen bij de VDAB. Maar we kunnen ook iets anders proberen.
Stel je voor dat we een aantal van die jongeren bij een club laten aansluiten met de bedoeling mee
te gaan sporten.
Ze verwerven er zo
op een aangename
manier een aantal
competenties, tal-
enten en attitudes,
zoals bv. ‘op tijd
komen’. Maar je
biedt hen meteen
ook een heel ander
netwerk waarbin-
nen ze zich kunnen
ontplooien. We zijn
intussen met een
proefproject gestart
waarbij we met de
VDAB, een aantal
federaties en clubs
bekeken hebben of
w e
een aantal jonge-
r e n
34
35