Previous Page  34-35 / 44 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 34-35 / 44 Next Page
Page Background

TOPSPORT

KAN NIET

ZONDER BREEDTESPORT

EFFICIËNT BESTUUR ZORGT VOOR

MEER INKOMSTEN

De voorbije 15 maanden onderging de Vlaamse

Handbalvereniging een ware metamorfose die werd

ingeleid door de aanstelling van Wim Vos als nieuwe

voorzitter. Er werd een gezond evenwicht gevonden

tussen topsport en breedtesport. Er werd ingezet op

communicatie en toegewerkt naar een nieuw beleidsplan

voor de komende vier jaar. Met dat alles in het achterhoofd

trokken Wim Vos en Eric Dupain naar Philip Muyters, Vlaams

minister werk, innovatie, economie en sport.

In handbalmiddens heeft de naam Muyters tot vandaag nog vaak een negatieve weerklank.

Philippe Muyters blijft voor veel mensen ‘hij die onze topsportschool gesloten heeft’. Het is een

eerste van veel stellingen die we de minister voorschotelen.

“Ik ben blij dat ik hierop kan antwoorden” zegt Philippe Muyters. “De bedoeling van een topsport-

school is om mensen op te leiden die nadien van die sport effectief hun beroep kunnen maken.

De norm is dat je moet kunnen leven van je sport. Maar de topsportschool heeft helaas geen

professionele handballers voortgebracht, op een enkele uitzondering in de Franse tweede klasse

na. De beslissing om de topsportschool te sluiten bracht een golf van protest op gang. Sommige

mensen wezen bijvoorbeeld naar hun zoon die deel uitmaakte van de kampioenenploeg. Zo’n

jongen had ongetwijfeld talent maar dat neemt niet weg dat hij er zijn boterham niet mee kon

verdienen. In Hasselt, Tongeren, Bocholt en Sasja kan je geen profsport beoefenen en kan je

bijgevolg niet leven van je sport. Het zou dus van slecht bestuur getuigen om alles in te zetten op

handbal terwijl die spelers er nadien niets mee kunnen doen. Mensen moeten opgeleid worden

om hun hoofdberoep en niet om hun hobby uit te oefenen. Dat klinkt hard maar het was toen de

realiteit. Een topsportschool is iets anders dan een sportschool. Het gaat om topsport hè.”

Topsport inspireert breedtesporters

Ik vind het belangrijk, en dat staat ook in het federatiedecreet, dat een federatie er is voor iede-

reen. Voor topsport en breedtesport, voor jong en oud, voor mannen en vrouwen. Het is belang-

rijk om de combinatie te kunnen aanbieden. Je moet de twee hebben om goed te werken. De top-

sport beïnvloedt de hoeveelheid breedtesporters. We willen allemaal dat er veel aan sport gedaan

wordt want sport is niet alleen gezond, sport heeft ook een sociale functie. Je doet er boven-

dien ook competenties en talenten mee op. Dat is iets wat nog veel te weinig wordt benadrukt.

Ik ben zelf 16 jaar coach geweest van een ploeg. Je kan jongeren veel talenten en competenties

meegeven die ze elke dag kunnen gebruiken. Doorzettingsvermogen, leren winnen, leren ver-

liezen, in team leren werken, op tijd komen, normen en waarden. Dat zijn allemaal aspecten die

het de moeite waard maken om zoveel mogelijk mensen aan het sporten te krijgen. En topspor-

ters inspireren mensen om aan sport te doen.

Ik neem graag hockey als voorbeeld. De mannen hebben zich nu voor de tweede keer op rij

geplaatst voor de Olympische Spelen. Dat heeft een enorme invloed op de instroom van nieuwe

leden. Dat is een één op één relatie. Als de Rode Duivels het goed doen gaan er meer mensen

voetballen. Toen Kim Clijsters en Justine Henin hoge toppen scheerden in het tennis merkten

we ook dat veel meer mensen gingen tennissen. De topsport beïnvloedt de breedtesport. Als je

natuurlijk veel jongeren hebt die voor je sport kiezen heb je veel kans dat er meer talenten naar

boven komen en dat die topsporter worden. Je krijgt daar een wisselwerking tussen topsport en

breedtesport. Ik vind het dus enorm belangrijk dat ze beide aanwezig zijn. Sinds er bij de VHV een

andere wind waait is er een betere verhouding tussen breedtesport en topsport. Ik

hoor dat niet alleen. Ik begin dat ook te zien.

Een federatie hoort te werken als een bedrijf

Top op vandaag werden subsidies bepaald op basis van het aantal aangesloten leden. Maar eigenlijk

is dat onvoldoende. Dat is een puur kwantitatieve zaak. De kwaliteit van het aanbod is verschillend en

dat aspect wil ik meenemen. Federaties die bijvoorbeeld inzetten op gekwalificeerde trainers moeten

daarvoor beloond worden want goede trainers kosten geld.

Wat nieuw is, en dat zou een Europese primeur zijn, is dat we willen inzetten op ‘corporate gover-

nance’ oftewel ‘goed bestuur’, vergelijkbaar met de code Buysse voor niet beursgenoteerde bedri-

jven. We moeten dat ook toepasbaar kunnen maken in het bestuur van de sport. Een goed bestuur in

een federatie is natuurlijk iets anders dan een goed bestuur in een bedrijf, maar het is wel vergelijk-

baar. We zijn het nu aan het bekijken hoe we dat kunnen toepassen. De keuze voor goed bestuur is

fundamenteel. Een bestuur is er nooit voor zichzelf: het is de rol van een federatie om de clubs en de

sporters te ondersteunen. Als wij vanuit Vlaanderen subsidies geven doen we dat om te investeren

in de sporters, niet om besturen te organiseren. Maar een federatie heeft natuurlijk een ongelofelijke

meerwaarde in het ondersteunen van clubs in de taken die ze niet alleen aankunnen.

Niet minder maar meer subsidies

Met het nieuwe decreet krijgen de federaties 2.2 miljoen euro meer dan vroeger. We komen van 26.1

miljoen euro en zitten nu op 28.3 miljoen euro. We gaan dus meer geld geven en dat was ook mijn

bedoeling. Als je hervormt moet je meer kunnen geven want anders spreekt men al snel van een

‘besparingsactie’. Maar dat is het dus zeker niet. Het is wel een efficiëntieverbetering. Ik wil dat er

meer geld naar de sporter en de club gaat. Vandaar dat ik stel dat er van elke sport maar één feder-

atie mag zijn. Geen vijf voetbalfederaties maar één. Een concreet voorbeeld is Voetbal Vlaanderen

waar er al drie federaties zijn samengesmolten. Ze kunnen hierdoor hun structuur versterken en voor

meer dingen oog hebben. Mét de garantie dat de breedtesporter meer aan bod kan komen op een

kwalitatief betere manier. Heel belangrijk is dat je als federatie een toekomstvisie hebt. Een federatie

zal moeten inzetten op kwaliteit bij de clubs zodanig dat ook de kwaliteit die aan de spelers zelf wordt

aangeboden verbetert. Als dat gebeurt zal het totaalpakket aan inkomsten uiteindelijk groter zijn dan

in het verleden. We blijven bovendien ook inzetten op G-sport en jeugdbegeleiding.

Als je het geheel bekijkt dan is het niet zo dat een federatie minder geld krijgt maar het zal anders

verdeeld zijn dan in het verleden. 20% van mijn budget gaat naar topsport en 80% naar breedtesport.

Het is belangrijk dat iederéén graag aan sport doet. Plezier hebben in sport is essentieel voor zowel

de topsporter als voor de jongen of meisje van op de hoek die op woensdagnamiddag graag met

vriendjes wil gaan handballen. We spreken niettemin al te vaak over topsport en zelden over breed-

tesport. Vandaar dat we de campagne ‘sporters beleven meer’ gelanceerd hebben. In een ideale

wereld wordt er zondagochtend aan de ontbijttafel afgesproken om samen te gaan sporten. Sport zou

als doodnormaal beschouwd moeten worden omdat het plezant is, net zoals het plezant is om samen

naar zee of naar een pretpark te gaan.

Sport en werk

Zoals ik eerder al zei, ben ik er van overtuigd dat je heel wat talenten en competenties kan opsteken

in de sport. Als voogdijminister van de VDAB probeer ik die voordelen nuttig aan te wenden voor

wie werkzoekend is. Er zijn bijvoorbeeld heel wat jongeren die ongekwalificeerd op de arbeidsmarkt

komen. Ze zijn gestopt met studeren en hebben geen diploma. We kunnen die natuurlijk proberen

te motiveren om een opleiding te volgen bij de VDAB. Maar we kunnen ook iets anders proberen.

Stel je voor dat we een aantal van die jongeren bij een club laten aansluiten met de bedoeling mee

te gaan sporten.

Ze verwerven er zo

op een aangename

manier een aantal

competenties, tal-

enten en attitudes,

zoals bv. ‘op tijd

komen’. Maar je

biedt hen meteen

ook een heel ander

netwerk waarbin-

nen ze zich kunnen

ontplooien. We zijn

intussen met een

proefproject gestart

waarbij we met de

VDAB, een aantal

federaties en clubs

bekeken hebben of

w e

een aantal jonge-

r e n

34

35