De leuze van de nieuwe voorz
“Een EK o
Een vriendelijke, uiterlijk een immer rustige
man. No-nonsense, weten waar hij naartoe wil
met een pak ervaring in het beroeps- en sportleven als voordeel en een ruim netwerk
aan vrienden en relaties. Met Piet Moons als nieuwe voorzitter van de Koninklijke Bel-
gische Handbalbond (KBHB) zit het handbal in ons land zeker voor een tijdje gebei-
teld. Dat hij meer dan dertig jaar mee verantwoordelijk was voor het commercieel- en
marketingbeleid binnen het BOIC is wellicht bekend, maar weten de handballers ook
dat hij in 1971 medestichter was van Initia Hasselt? Een boeiende man, die ook denkt
op lange termijn.
“Ik zat in de eerste licentie aan het ‘Sportkot’ in
Leuven onder decaan prof. Jan Pauwels, toen
ik al mijn vrienden en relaties optrommelde om
een club te stichten in Hasselt. We moesten
met z’n vijftienen zijn om te mogen starten. Dat
lukte. Mijn oud-leraar L.O. Mathieu Lambrechts
werd voorzitter en iedereen die we kenden die
balvaardig was, werd aangesloten,” blikt Piet
vanuit zijn thuishaven Grimbergen met duidelijk
genoegen terug op die periode.
Maar hoe wordt iemand van buiten de bonds-
structuren plots bondsvoorzitter?
Piet Moons: “Ze hadden het me enkele jaren
geleden al gevraagd, maar toen zei mijn hart
nog ‘ja’, maar mijn verstand zei ‘nee’. Toen ze
het dit jaar opnieuw vroegen, heb ik eerst een
aantal interne gesprekken gevoerd, o.a. met
uittredend voorzitter Filip Soetaert. Toen dat
allemaal positief klonk, werd ik door de Raad
van bestuur op 23 juni aanvaard als voorzitter
voor zes jaren.”
Lange tijd was de top van de Belgische
handbalbond een krabbenmand met in-
terne ruzies en communautair gehakke-
tak. Daarvoor heb je geen schrik?
“Ik heb niet de indruk dat die situatie nu nog
zo is. Weet je dat we in 1982 het C-WK organi-
seerden, o.a. om samen te werken naar één
doelstelling. Dat leverde geen
problemen op. Er zijn structuren, een verschil
in taal, maar er zijn vooral mensen. Van wie
verantwoordelijkheid draagt, wordt ook een
inspanning verwacht. Maar streven naar een
duidelijk doel doet meer samenwerken. Mijn
leuze is dan ook: ‘Samenwerken werkt’.”
Naar welke gezamenlijke doelstellingen
streef je dan?
“Ik wil in 2022 een EK organiseren, samen met
Frankrijk en Spanje. Eén poule in België, twee
in Frankrijk en één in Spanje. De weg daar naar-
toe vergelijk ik graag met het hinkstap spring-
en. Net als in deze atletiekdiscipline begint het
met een stevige aanloop. De periode tot 2022
beschouw ik als de aanloopfase: de juiste ba-
lans vinden, snelheid en kracht om vervolgens
de juiste afstoot te nemen. Nadien moet er
gesprongen worden met als verdere streefdoe-
len: in 2025 of 2027 deelnemen aan het WK, in
2028 of 2032 deelnemen aan de Olympische
Spelen. Niet gemakkelijk en dan denken we al
aan een periode voor de komende 12 tot 16
jaren. In het volley, dat reeds eerder een stevi-
ge professionele basis legde, beseffen ze ook
hoe moeilijk het is om zich te kwalificeren voor
de Olympische Spelen.”
Al die doelstellingen zijn wel aan veel factoren
gebonden: prestaties, financies, relaties…
“We kunnen wél deelnemen aan internationale
10