Helpende handen
Zo’n kleine club oprichten mag dan wel het
initiatief zijn van een geëngageerde trainer of
clubleider, het voortbestaan ervan is een werk
van velen. Hoe geraak je aan die “helpende
handen” ?
Jakob Dhaene: ’Eens je echt competitie
speelt heb je uiteraard een entourage nodig.
Mensen voor de tafel, bereidwillige chauf-
feurs, mensen die wat administratie willen op-
knappen, en zo meer. Ik organiseer daarvoor
een bijeenkomst met ouders en geïnteres-
seerden, en dan peil ik naar hun eventuele
interesse. Want het is niet zo dat de trainer
manusje van alles moet zijn. Ik vraag wie er
de inschrijvingen wil verzorgen, en zo creëer
je een secretaris. Soms gaat dat gemakkelijk,
soms zeer moeilijk en moet je veel bijsturen.
Als je enkele jaren goed bezig bent met die
kleine club, en je hebt enkele trouwe medew-
erkers waarop je als trainer kunt rekenen,
dan pas heb je je doel bereikt. Maar dàt is
niet altijd vanzelfsprekend. Satellietclubs op-
gericht uit een moederclub hebben het zeker
iets makkelijker. Die vinden vlotter medewerk-
ers…
Financieel ? O, dat valt best mee hoor. De
zaalhuur is meestal niet duur, soms zelfs gra-
tis. We proberen de trainingen aanvankelijk
te beperken. Meestal vraag ik 75 Euro voor
een heel jaar, wat aanzienlijk minder is dan
het gemiddelde lidgeld van een bestaande
club. We houden dat lidgeld bewust laag-
drempelig. De grootste kost is de trainer en
de zaalhuur. Als trainer kies je best een ge-
diplomeerde. Bovendien kan je subsidies
krijgen via het JeugdSportFonds van de VHV.
Ook de administratieve paperassen zijn be-
perkt omdat het een kleine club is met hooguit
vijftien spelertjes.’
Stand van zaken
Jakob Dhaene: ’Ikzelf heb in de regio Oost-
West acht satellietclubs opgericht, waar-
van twee inmiddels ter ziele gingen. Vijf in
West-Vlaanderen, met name Staden, Kuurne,
Tielt, Harelbeke en Wevelgem, en eentje in
Oost-Vlaanderen, Erpe-Mere. Nazareth en
Oostrozebeke zijn gestopt. Maar die zes zijn
écht levensvatbaar, die hebben een toe-
komst. Bedoeling is dat spelers die de jeug-
dreeksen ontgroeien en in een grote club uit
de regio verder spelen, misschien later terug-
keren naar hun roots om in die satellietclub
scheidsrechter, jeugdtrainer of begeleider
te worden. Zo creëer je een cyclus en dat is
ons einddoel. Het is een gunstige evolutie in
onze handbalarme regio. Vroeger waren er
in West-Vlaanderen amper zes clubs, nu elf,
bijna een verdubbeling. Ook in de andere
regio’s waait een positieve wind. Ik meen te
weten dat er in totaal een vijftiental nieuwe
kernen bestaan sinds 2012…
De toekomst ? Ik hoop dat over twee jaar de
clubs die ik heb opgericht redelijk zelfstandig
zijn, dat ik me om die clubs niet meer hoef te
bekommeren. Dan is al die moeite toch niet
vergeefs geweest. Bovendien hoop ik jaar-
lijks, of tweejaarlijks, een nieuwe satellietclub
te kunnen oprichten. Dat zou mooi zijn voor
onze regio.’
Cois Van Aelst
35